U bent hier: Home Inleiding Periode van ballingschap in kunsthistorisch perspectief
Document acties

Periode van ballingschap in kunsthistorisch perspectief

Al tijdens de Eerste Wereldoorlog verschenen er publicaties over de ballingen in Nederland, die bedoeld waren als een overzicht van de situatie. De Antwerpse journalist en kunstcriticus Charles Bernard stelde in 1918 zijn boek 'l'Art Belge en exil' samen, dat rijkelijk geïllustreerd was met zwart-witafbeeldingen van schilderijen van gevluchte kunstenaars. De opgenomen reproducties van veelal minder bekende kunstenaars blijken nog steeds van waarde met betrekking tot een algemeen overzicht van deze periode in de Belgische kunstgeschiedenis. Van een andere orde was het boek 'En Hollande pendant la guerre' dat Henri Habert waarschijnlijk omstreeks dezelfde periode het licht deed zien. Het vormt een bundeling van antwoorden op een enquête naar de indruk die Holland maakte op de Belgische kunstenaars. De uiterst positieve, beleefd verwoorde indrukken zijn gebundeld in dit boek waarvan de opbrengst ten goede zou komen aan gewonde militairen. De meest ambitieuze contemporaine uitgave over kunstenaars in ballingschap is 'De Belgische schilders in Holland' door Leo van Puyvelde. In het inleidende artikel geeft hij een karakterschets van het werk van zijn landgenoten dat hij vergelijkt met dat van Nederlandse tijdgenoten. Ook dit boek is voorzien van een groot aantal afbeeldingen van in Nederland vervaardigde schilderijen.1

Over de politiek-historische en artistieke geschiedenis van Belgische kunstenaars in de periode van de Eerste Wereldoorlog zijn vanaf de jaren zestig diverse tentoonstellingscatalogi en opstellen verschenen. Wat de Nederlandse situatie betreft, zijn de bijdragen van Venema (1979) en Boyens (1992 en 2000) het meest invloedrijk en omvattend.
2  Beide auteurs leggen in hun overzicht de nadruk op de artistieke ontwikkelingen van het trio Van den Berghe, De Smet en Wouters. Het werk van de eerstgenoemde kunstenaar onderging in Nederland een opvallende verandering, die toegeschreven wordt aan de kennismaking met de moderne Franse kunst en de persoonlijke contacten met vooruitstrevende Nederlandse kunstenaars als Jan Sluijters en Leo Gestel. De behoudende Belgische kunstwereld van voor de oorlog vormt in de ogen van zowel Boyens als Venema een contrast met het moderne, open klimaat in Nederland en in hun oordeel sluiten zij aan bij de meerderheid van de contemporaine kunstcritici. De accentuering van de vernieuwende, moderne stromingen die vanaf 1900 ontstonden, heeft echter het zicht op de bijdrage van meer traditioneel werkende kunstenaars vertroebeld. Daarnaast blijft het een onopgehelderde kwestie waarom het modernisme in België niet werkelijk wortel wist te schieten in de periode voor de Eerste Wereldoorlog, ondanks de mogelijkheid tot kennismaking met de moderne Franse en Duitse stromingen en de aanwezigheid van enkele experimentele kunstenaars.3

Naast enkele monografische publicaties over de oorlogsperiode van in Nederland minder bekende kunstenaars als Eugeen Yoors, Eugeen van Mieghem, Alfred Ost en Frans de Geetere zijn er enkele tentoonstellingscatalogi verschenen van meer algemene aard.
4 Ook aan het leven en werk van met name Reimond Kimpe, Raoul Hynckes, Georges Vantongerloo, Jozef Cantré en William Degouve de Nuncques is na de Eerste Wereldoorlog aandacht besteed in Nederland. Deze interesse is voornamelijk verklaarbaar door het feit dat allen een sterke band onderhielden met het Nederlandse kunstleven of zich daadwerkelijk in Nederland vestigden. De tientallen overige kunstenaars die na hun ballingschap terugkeerden naar hun land van herkomst raakten in de Nederlandse kunstgeschiedenis veelal in de vergetelheid.

 



[1]

Ch. Bernard, L'art Belge en exil. Belgische kunst in ballingschap, Den Haag 1918; H. Habert, En Hollande pendant la guerre, Amsterdam s.a; L. van Puyvelde, De Belgische schilders in Holland, Leiden [1919]

[2]

P. Boyens, 'Moderne kunst in ballingschap 1914-1921', in: R. Hoozee (red.), Moderne kunst in België 1900-1945, Antwerpen 1992, pp. 51-94; P. Boyens, De passage. Vlaamse kunstenaars in Nederland 1914-1922, Bergen 2000; A. Venema, De ballingen. Frits van den Berghe, Gustave de Smet en Rik Wouters in Nederland, Baarn 1979

[3]

Voor een overzicht en analyse van deze periode, zie: R. Hoozee, 'De periode voor de Eerste Wereldoorlog', in: R. Hoozee (red.), Moderne kunst in België, Antwerpen 1992, pp. 11-50

[4]

J. Dewilde, G. Magnus, A. Vandenbilcke, Eugeen Yoors 1879-1975. Oorlogsgetuige 1914-1918, Ieper 2005; E. Joos, Oorlogswerk 1914-1918. Eugeen van Mieghem 1875-1930, Antwerpen 1989; S. van Blokland, Alfred Ost in Nederland, Amsterdam 1991 en J. Juffermans, Frans de Geetere. Een opvallende passant in de Utrechtse kunstwereld, Utrecht 2006. Tent. cat. Belgische kunst in ballingschap, Amersfoort (Zonnehof) 1965; O. Fairclough, R. Hoozee, C. Verdickt, Kunst in ballingschap. Vlaanderen, Wales en de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen 2002; M. Estourgie-Beijer en M. van Seumeren-Haerkens, 'De Belgen', in: tent. cat. Zij waren in Laren. Buitenlandse kunstenaars in Laren en ’t Gooi, Laren (Singer Museum) 1990, pp. 41-47

Datum laatste wijziging: 08-11-2011 16:23